Inclusie-illusie (media-artikel 3)

 

Inclusie-illusie

media-artikel 3

 

De Standaard kopt met een opvallende uitspraak: ‘Lager onderwijs: de illusie van inclusie’. Zijinstromer Emilie Lachaert, kersverse zorgleerkracht in een Gentse basisschool, zit met de handen in het haar en ze vraagt zich af hoe inclusief onderwijs mogelijk is met het grote zorgtekort en de dalende financiële mogelijkheden én hoe het regeerakkoord dit concreet kan aanpakken.   

‘Ik stapte in september als zijinstromer in het lager onderwijs en werd zorgleerkracht in een school in Gent. Ik hoopte er een verschil te kunnen maken voor leerlingen die het moeilijk hebben, omdat ze nieuw zijn in ons land, omdat ze thuis een andere taal spreken of om welke reden dan ook.’ Zo startte juf Emilie haar oproep tot actie. Ze vatte kort de hoofdproblemen -of situaties samen in het onderwijs: een tekort aan financiële hulp en personen (een tekort, uitval door ziekte, een gebrek aan een concreet plan van de overheid. Lachaert eindigt met een opmerkelijke uitspraak: ‘Ik nodig minister Zuhal Demir (N-VA) uit om mijn job als zorgleerkracht een week over te nemen. Kwestie van voeling te krijgen met de realiteit. En geen nood, als zorgleerkracht heb ik de vervangingen helemaal in de vingers. Ik neem dus met alle plezier een week lang haar plaats in op het kabinet. Wie niet flink is, mag even afkoelen in de gang. Dat werkt vast overal.’

Nu … (dramatische pauze)

Ik begrijp de frustraties van de auteur én van talloze andere (zorg)leerkrachten in het (basis)onderwijs. Verschillende oud-studenten hebben al geklaagd over de stijgende werkdruk, de plotsklapse, interne veranderingen, de onzekerheid voor, tijdens en na een schooljaar, enzovoort. Je voelt misschien al een ‘maar’ opkomen.

Ten eerste: werken met een superdiverse klas met talloze noden is inderdaad niet simpel. In mijn BALO-eindstageklas, dat is natuurlijk niet te vergelijken met een volledig schooljaar (ongeveer twee maanden), waren de leerlingnoden torenhoog: schrijfmotorische problematiek (altijd een laptop), dyslexie (altijd een laptop), twee leerlingen die direct naar de B-stroom gingen (moesten plotsklaps bij een toets wel werken met de handboek Frans, moesten een rekenmachine gebruiken, …), een specifieke leerling pas aanduiden nadat een handvol leerlingen vooraf een fout maakten, twee leerlingen moesten sowieso uitdagendere oefeningen krijgen of zelfs iets uitbreidend in plaats van verdiepend materiaal krijgen, een zachtere benadering en woordkeuze gebruiken bij een andere leerling, de plaatsen zorgvuldig uitkiezen bij enkele leerlingen, sommige leerlingen niet bij elkaar zetten, omdat de een de ander niet kan uitstaan, … Moet ik nog meer opsommen? Ik moest dit doen van mijn mentor, omdat zij de visie had dat de leerling volledig centraal stond op de school, met andere woorden: de leerling moet het zo optimaal en gemakkelijk mogelijk hebben en de rest zal wel springen voor hem. Spijtig denk ik dan na mijn eerste spellingles: een leerling vroeg of hij terug mocht schrijven met zijn pen op papier in plaats van liggen te tokkelen op de laptop, een andere leerling vroeg waarom hij alweer zo’n moeilijke oefeningen moest maken, de ander wilde bij zijn toets Frans geen handboek gebruiken om zichzelf te bewijzen aan zijn ouders, … Moet ik doorgaan? Wat ik me steeds afvraag is: wat zijn de noden van de leerlingen en hebben we de middelen om hem te helpen? Begrijp me niet verkeerd; ik wil iedere leerling helpen en steunen in zijn leerproces, maar als hij aangeeft dat hij het niet (meer) nodig heeft en dit kan bewijzen, dan is dat een extra stap naar voren in datzelfde proces. Natuurlijk verdrink je in het werk van al die noden, maar soms zijn ze on-nodig of net belemmerend als je steeds een hand boven het hoofd van de leerling houdt.

Inclusief onderwijs kan iets zeer moois zijn, geloof me. Je ziet alle leerlingen, elk met hun eigen persoonlijke en intellectuele ontwikkeling en jij mag hun begeleider zijn. Geweldig en heftig tegelijkertijd. Soms brak mijn hart op diezelfde stage. Een leerling (ik noem hem even A) was fysiek twaalf jaar, mentaal verhuisde hij ieder jaar een leerjaar lager of dubbelde hij. Hij had een Iaag IQ, waardoor hij sowieso een aangepast traject kreeg en men wist dat hij moeilijk ging functioneren in de ‘standaardmaatschappij’ en op een ‘standaardschool’. Hij kreeg na een onderzoek van de directie en het CLB de optie om naar het buitengewoon onderwijs te gaan, maar zijn ouders wilden hun zoon op een ‘standaardschool’ houden. Chapeau, echt waar. Elk kind verdient op gelijke kansen en een gelijke behandeling, maar vergeet niet dat je iedere medaille een keerzijde heeft. A kreeg een aangepast traject, de (zorg)leerkrachten zorgden voor een gepast traject en activiteiten en de leerling boekte vooruitgang. Op de speelplaats en in de turnzaal was dat anders. De jongen werd uitgesloten, omdat de leerlingen zagen dat hij ‘anders’ was. Ze grapten: “Weet je nog dat A zei dat negen maal negen honderd was? Die A is echt dom.” Op de speelplaats vroeg hij meermaals om een ‘pass’ bij voetbal of basketbal, maar A werd genegeerd. Wanneer ik dan eens meevoetbalde, dan gaf ik hem een pass en ging hij ermee vandoor. “Nee, niet naar A!”, riep dan een leerling. “Hij kan niks.” Op dat moment moet je een duidelijk signaal geven aan deze leerlingen, maar ik mag niet vertellen dat A een verstandelijke beperking heeft. Ik geloof rotsvast dat inclusie mogelijk is, maar het is meer dan alleen de leerlingnoden in de gaten houden en afvinken. Het gaat om begeleiding van de schoolpoort tot in de klas en op de speelplaats tot die leerling het schooldomein verlaat. Zelfs erna is begeleiding door leerkrachten zeker mogelijk. Dus ik stel mezelf extra vragen bij dit artikel: staat de hele school achter de zorgvisie van juf Emilie? Hoe ziet de zorgstructuur op die school eruit? Is het soms niet beter om leerlingen zoals A naar het buitengewoon onderwijs te laten gaan? Akkoord, daar zijn de wachtlijsten ook lang, maar zij bieden professionele hulp bij deze noden. Ik mocht al eens een buitengewone school observeren, die gespecialiseerd zijn in autismewerking, fysieke en mentale beperkingen en gedragsproblematieken. Je zag dat ze de financiële en personele middelen hadden om de leerlingen correct te begeleiden en de leerlingen voelden zich niet anders dan een ander. Ik ga natuurlijk niet veralgemenen, maar wat ik zag en hoorde bood een positieve kant.

Ik kan hier nog blijven roepen en schreeuwen om maatregelen op vlak van financiële en personeeltekorten, maar ook ik zit met de handen in het haar. Het enige wat ik graag zou willen, zijn concretere voorbeelden, oplossingen en ja … een duidelijker en eenduidiger plan. Wat betreft het idee van juf Emilie om minister Demir voor een week te laten meedraaien in het zorgonderwijs: een week is nooit genoeg. Wat betreft de tewerkstelling van juf Emilie in het kabinet van Demir: probeer ze niet op de gang te zetten. Dat werkt daar niet en al helemaal niet in het basisonderwijs.

Bron: Lachaert, E. (2024, 12 november). Lager onderwijs: de illusie van inclusie. De Standaard. https://www.standaard.be/cnt/dmf20241111_96510677

Reacties

Populaire posts van deze blog

Enkele tips om B-stroomleerlingen te begeleiden, maar eigenlijk gelden ze voor iedereen (vaktijdschriftartikel)

Sorry Erik, er komt geen vervolg ...

Dit boekje houdt een historisch en hedendaags maatschappelijke spiegel voor iedereen