‘Het dwaallicht’: Ik vergat mijn frangipane op te eten (keuzeboek)
‘Het dwaallicht’: Ik vergat mijn frangipane op te eten
keuzeboek
Volgens ‘Encyclo.nl’ betekent het woord dwaallicht ‘als
spook of geest voorgesteld blauw oplichtende verschijning boven moerassen en op
kerkhoven die veroorzaakt wordt door de ontvlamming van organische gassen’.
Wel, we laten het wetenschappelijke achter ons en laat de verbeelding naar
voren treden. Dwaallichtjes zijn blauwe verschijningen in de vorm van lichtjes
of vlammen, maar het zijn de zielen van gestorvenen, ongeboren en/of ongedoopte
kinderen en alle mensen die geen rust konden vinden na de dood. Wanneer ik de
webpagina van links naar rechts, van boven naar onder en in spiegelbeeld
doorsnuister, zie ik opeens Willem Elsschots ‘Het dwaallicht’ staan met het
Driekoningenmotief. Euhm … ik weet vanaf nu wat hiermee bedoeld wordt. Jij ook?
Nee? Geen probleem, na het lezen van deze blog weet je het zeker! Ik hoop het
toch. Oké, ik zal mijn best doen om het kort maar krachtig te beschrijven.
Drie koningen,
drie koningen, geef mij een nieuw adres.
De eerste was
gans verkeerd, de tweede ook zo beweerd.
Verdwaald in
elke straat, zeg het of ik word …
Het verhaal speelt zich af in een niet nader genoemde havenstad (kuch, waarschijnlijk Antwerpen door het opschrift ‘Antwerpen, 1947’), waar we de protagonist Frans Laarmans volgen. Frans kan in onze hedendaagse tijd nogal overkomen als een ironisch (soms eerder sarcastisch) en racistisch persoon. Vergeet niet dat het verhaal zich afspeelt in 1947 waar mensen met een andere huidskleur (nog meer) te maken kregen met stereotypen en racisme en de argwaan op de nek voelden van de ‘witte/blanke’. Nog geen halve pagina ver en het woord ‘rijstkakker’ valt al, idem voor de denigrerende toon wanneer Laarmans ‘zwartjes’ zegt. Althans spreekt ons hoofdpersonage wel over ‘mijn zwarte broeder’ wanneer hij de drie Afghanen de weg wil wijzen. Oprechtheid or ironie? Soit, Frans Laarmans wijst hen de weg en wil verder zijn tram nemen. Het lot moet hem meezitten, want enkele momenten later komt hij de drie zoekers opnieuw tegen. Deze keer zal Frans zich voegen bij hun queeste: Maria Van Dam bezoeken in de Kloosterstraat (nummer 15).
De avonturiers komen aan op het adres op het kartonnetje van
één van de Afghanen. Helaas, het is een winkel geworden. De uitbaatster kent
geen enkele Maria Van Dam. Mmm, wat nu? Frans beslist om met zijn kompanen naar
he politiebureau te stoppen, zich voor te doen als privédetective om zo ieder
adres van een potentiële Maria Van Dam te ontfutselen. Ach, Ali (zo heeft Frans
één van hen genoemd) beseft dat er een onderscheid heerst in de havenstad. Hij
zegt: “Blanke en donkere mensen horen niet bij elkaar.” De Afghanen beslissen
om op een bankje te wachten en het werk over te laten aan Frans Laarmans.
Eureka, er zijn twee nieuwe adressen: Lange Ridderstraat 71
en Zandstraat 15. Laarmans kiest voor het adres met nummer 15, omdat deze
overeenkomt met het allereerste adres. Het is het Carlton Hotel, een
zeemanskroeg. Alles lijkt peis en vree, maar op dat moment worden de drie
vreemdelingen binnengebracht op he bureau. Hier en daar worden er woorden
gebruikt zoals het n-woord en ‘Zwarte Piet’. Opnieuw komen racisme en
vooroordelen centraal te staan. Het blijft een wederkerend begrip in dit
verhaal uit de jaren 40 van vorige eeuw.
Al bij al kan de groep hun zoektocht verderzetten. Bij het
Carlton Hotel kennen ze ook geen Maria Van Dam … Wat nu? De zoekers staken hun
queeste en nutten een drankje. In de tussentijd keuvelen ze over de
onbereikbare liefde en hun verschillende geloofsovertuigingen. Er komt een
dialoog tussen gelijken op gang: het delen van elkaars cultuur en visie. Als je
wil weten wat er verder gebeurt, dan moet je het verhaal zelf lezen. Ik ga het
einde niet verklappen hé (knipoog).
Het dwaallicht is een soort kerstverhaal
(denk ik)
Ik ga direct met de deur in huis vallen, want naar mijn
gevoel maak ik het anders langer dan nodig is. Dit was mijn eerste stap in het
lezen van de werken in de literaire canon van de Nederlandstalige literatuur.
Ik ken al wel enkele werken, maar het lezen ervan is totaal nieuw voor me. Na
‘Het dwaallicht’ te hebben gelezen, kan ik alleen maar concluderen dat mijn
honger nog niet gestild is. Wel, ik had honger, maar ik werd opgeslorpt in het
verhaal zodat ik vergat mijn frangipane op te eten. Na het lezen, lag die er
nog steeds zo mooi bij … Vandaar de titel (knipoog).
Buiten het verhaal zelf wil ik graag nog enkele
appreciatiepuntjes uitreiken. De titel vind ik al mysterieus en dubbelzinnig.
Het op zoek gaan naar een blauw lichtje (mysterieuze betekenis) in onbekend
terrein komt overeen met de rode draad van het verhaal: de onvindbare liefde
trachten te vinden. Best dubbel, niet?
Verder vind ik het verbinden van de verschillende thema’s
een groot pluspunt: mensen van twee verschillende culturen slaan de handen in
elkaar, ondanks de vooroordelen, stereotypen en racistische bedoelingen van de
omstaanders om het onvindbare (liefde of enkel lust?) op te sporen. Nu komen we
terug bij het begin van deze blog, namelijk het ‘Driekoningenmotief’. Wacht, ik
geef je even tijd om dit motief te verbinden met het verhaal. Klaar? Super!
Weet je het niet? Geen probleem. Persoonlijk vind ik dat het verhaal enkele
gelijkenissen vertoont met de drie koningen ‘uit het Oosten’, althans ze kwamen
samen uit het Oosten volgens de verhalen en de ontelbare liedjes. Zij waren ook
op zoek naar een Maria. Dat zal wel geen Maria Van Dam zijn (familienamen werden
pas later in de geschiedenis officieel genoteerd), maar toch ook een
‘onvindbare Maria’, want de heren uit het Oosten moesten ook aan passanten en
bewoners vragen waar de weg was. Uiteindelijk werden ze begeleid door een engel
in de vorm van een ster, Frans Laarmans. Euhm, ik bedoel Gabriël, natuurlijk!
Tijdens en na het lezen bedacht ik al enkele manieren om
‘Het dwaallicht’ van Willem Elsschot te behandelen in de les, maar ik heb jouw
hulp ook nodig! Lees het boek en deel jouw ideeën. Wie weet kunnen we wel een
hele leesactiviteit opstellen rond deze betoverende en nog steeds actuele
klassieker.
Zoals hierboven vermeld, het is nog steeds een actueel:
multidiversiteit en -culturaliteit. In het onderwijs trachten we te streven
naar een gelijke dialoog tussen alle mensen. Waarom benutten we dit boekje
(oorspronkelijk uit 1946, al staat er in het boek ‘Antwerpen, 1947’ geschreven)
niet als startpunt om zo’n gesprek op te starten? Verder zou ik het verhaal in
tijd en ruimte kaderen, omdat er hier en daar met specifieke tot kwetsende en
denigrerende woorden naar andere culturen gestrooid worden. Het boek is een
product van zijn tijd, maar als we kijken naar de hedendaagse tijd, dan merk je
nog veel sporen terug. Als laatste kan ‘Het dwaallicht’ ook benut worden voor
leesgesprekken of boekenclubs, receptieve en productieve (verwervings- en
verwerkings-) opdrachten, ... Dit kan op meerdere niveaus. Denk bijvoorbeeld
aan de weg wijzen van iemand in het Nederlands (of de weg proberen wijzen aan
iemand die de taal nog niet zo goed spreekt), maar je kan ook werken rond het
interculturele aspect en de persoonsvorming via actuele linken, het in dialoog
gaan met elkaar, enzovoort.
Zo, ik hoop dat ik je warm heb kunnen maken om ‘Het
dwaallicht’ te lezen. Schrik niet, het is een dun boekje, maar er zijn o zo
veel betekenisgevende onderwerpen, handelingen en dialogen aanwezig. Ik kijk al
uit naar jouw mening(en) en ideeën!
Bron: Elsschot, W. (1969). Het dwaallicht (10de
editie). Querido Uitgeverij.
https://www.delommelsegazet.be/het-verhaal-van-driekoningen/
Reacties